Chronische pijn is geen zeldzaamheid in de praktijk. Integendeel: het is een klacht die vaak doorleefd wordt, maar moeilijk onder woorden te brengen is. En voor ons als therapeuten roept het vragen op:
- Wat is de rol van hypnose bij het reguleren van pijn?
- Hoe verhoudt zich dat tot de neurologie?
- En belangrijker nog: wat kunnen wij concreet doen om onze cliënten te helpen?
Dit artikel verkent die vragen aan de hand van inzichten van dr. David Spiegel (Stanford University), neurowetenschappelijke literatuur en therapeutische ervaring.
Wat is pijn écht?
Laten we bij het begin beginnen. Pijn is niet één ding, het is een ervaring. Volgens Melzack en Casey (1968) bestaat pijn uit drie componenten:
- Sensorisch-discriminerend: Waar zit de pijn? Hoe intens is het?
- Motivationeel-affectief: Hoe erg vind ik het? Hoe bang of boos maakt het me?
- Cognitief-evaluatief: Wat betekent deze pijn?
Deze componenten corresponderen met verschillende hersengebieden, zoals:
- Somatosensorische cortex: registreert waar en hoeveel.
- Anterior cingulate cortex (ACC): betrokken bij de emotionele betekenis.
- Insula: belangrijk voor lichaamsbewustzijn en interoceptie.
- Amygdala & prefrontale cortex: verwerken angst, verwachting en betekenisgeving.
Kortom: pijn is zowel een zintuiglijke als een psychologische constructie. Dat is geen mening, dat is neurowetenschap.
De neurobiologie van hypnose
Hypnose blijkt in staat om al deze systemen aan te spreken. Onderzoek met fMRI en EEG laat zien dat in hypnotische toestand:
- De salience network (waarschuwingssysteem in de hersenen) wordt gedeactiveerd (Faymonville et al., 2000).
- De insula wordt minder geactiveerd, wat leidt tot minder ‘bewust’ voelen van het lichaam (Jensen et al., 2016).
- De default mode network (zelfreflectie, innerlijke dialoog) wordt onderdrukt, wat ruimte geeft voor nieuwe zelfbeelden en ervaringen (Del Casale et al., 2015).
Dit betekent: hypnose is geen afleiding, het is neurologische herconfiguratie.
Spiegel noemt hypnose “believed-in imagination” – een toestand waarin het brein ‘gelooft’ wat we verbeelden.
Wat kan een hypnotherapeut doen?
Laten we de vertaalslag maken: wat kun jij als hypnotherapeut concreet doen als een cliënt komt met (chronische) pijn? Hier zijn vijf evidence-informed strategieën:
1. Normalizeer en leg het neurologisch uit
Mensen met pijn voelen zich vaak onbegrepen. Uitleg over hoe pijn werkt in de hersenen helpt bij de-psychopathologisering. Leg bijvoorbeeld uit:
“De pijn zit in je knie, maar je ervaart hem in je brein. En daar kunnen we iets mee.”
Gebruik gerust simpele analogieën. Zoals:
Je pijnsysteem is als een rookmelder: bedoeld om te waarschuwen, maar soms blijft hij afgaan terwijl het vuur al gedoofd is.
2. Gebruik directe hypnose met pijnspecifieke suggesties
Bijvoorbeeld:
- Sensatieherprogrammering: “Voel een verkoelende, tintelende gloed in de pijnzone.”
- Dissociatie: “Laat je aandacht afglijden naar je andere arm, alsof je de pijnplek even achterlaat.”
- Regressie naar pijnvrije momenten: “Herinner je een moment waarop je géén pijn voelde… laat dat gevoel zich uitbreiden.”
- Pijnverplaatsing: “Laat de pijn tijdelijk verschuiven naar een kleinere plek, en laat die verkleinen als een verdwijnende stip.”
Uiteraard pas je je taalgebruik aan op het NLP-profiel van je cliënt.
3. Creëer een veilige ‘externe locus’ voor het pijngebied
Vraag bijvoorbeeld:
“Als jouw lichaam een kind zou zijn dat nu pijn heeft, wat zou je dan tegen dat kind zeggen?”
Laat de cliënt in trance ‘zorgen voor’ dat deel van het lichaam alsof het buiten hem of haar ligt. Dit bevordert compassie en dempt zelfveroordeling, wat op zijn beurt weer… pijn verzacht.
4. Werk met posthypnotische suggesties
Bijvoorbeeld:
- “Elke keer dat je een warme douche neemt, herinnert je lichaam zich hoe ontspanning voelt.”
- “Wanneer je je hand op je buik legt, activeer je rust in je zenuwstelsel.”
Herhaal dit tijdens de sessie en koppel het aan een handgebaar of ademhaling.
5. Stimuleer dagelijkse zelfhypnose (5–10 minuten)
Zeker bij chronische pijn is frequentie belangrijker dan intensiteit. Spiegel raadt aan om bij voorkeur dagelijks te werken met zelfhypnose. Bied eventueel een mp3 of een geleide oefening aan met:
- Ademhaling
- Visualisatie van veiligheid
- Pijnregulatie via verbeelding
- Positieve associaties met beweging of rust
Casusvoorbeeld: Van trapval naar verlichting met hypnose
Cliënt: Collega op school, vrouw, 30+, met een verschuiving van de knieschijf na een val van de trap. Diagnose was gesteld, medische behandeling in gang gezet, maar ze ervoer aanhoudende pijn (score: 5 op 10) tijdens haar werkdag.
Interventie door hypnotherapeut (op locatie):
- Dissociatie van het pijngebied via focusverschuiving naar een neutrale zone: “Hoe voelt je linker grote teen?”
- Vervolgens werd het comfortabele gevoel van de gezonde knie ‘vergroot’ en via suggestie ‘gekopieerd’ naar de pijnlijke knie.
Resultaat (na enkele minuten): De pijnscore daalde van 5 naar 2. De collega voelde zich rustiger, meer in controle en hervond focus voor haar lesdag.
Opmerkelijk: Er werd geen sprake gemaakt van ‘de pijn weghalen’. De suggestie ging volledig over het uitbreiden van comfort en neutraliteit — een veilige en ethische benadering voor een acute situatie.
Bronnen
- Del Casale, A., Ferracuti, S., Rapinesi, C., et al. (2015). Neurobiological correlates of hypnotic state: A review of the literature. Int. J. Clin. Exp. Hypn., 63(2), 146–164. https://doi.org/10.1080/00207144.2015.1002507
- Faymonville, M. E., Laureys, S., Degueldre, C., et al. (2000). Neural mechanisms of antinociceptive effects of hypnosis. Anesthesiology, 92(5), 1257–1267.
- Jensen, M. P., Adachi, T., & Hakimian, S. (2016). Brain Oscillations, Hypnosis, and Hypnotizability. Am J Clin Hypn, 59(3), 329–348.
- Spiegel, D. (2022). Hypnosis in the age of neuroscience. Cerebrum. Dana Foundation.
No responses yet