Hypnose is een boeiend onderwerp dat verschillende theorieën en benaderingen omvat. De werking van hypnose hangt nauw samen met concepten zoals suggestibiliteit en de interactie met het onderbewustzijn. Hieronder volgt een overzicht van hoe hypnose werkt vanuit psychologisch perspectief.

1. Theorie van veranderde bewustzijnstoestanden

Deze theorie stelt dat hypnose een veranderde staat van bewustzijn is, die verschilt van de normale wakende staat. In deze toestand zijn mensen meer open voor suggesties en minder kritisch in hun denken, wat hen ontvankelijker maakt voor verandering. Dit wordt vaak gekoppeld aan de toegenomen activiteit van alpha- en theta-hersengolven, die geassocieerd worden met diepe ontspanning en creatief denken (Rainville et al., 1999; Kihlstrom, 1987).

2. Sociaal-psychologische theorie

Deze theorie benadrukt de rol van sociale interactie en de verwachtingen van de persoon die gehypnotiseerd wordt. Volgens deze benadering speelt de relatie tussen de hypnotiseur en de cliënt een cruciale rol, waarbij de cliënt reageert op de sociale cues en de verwachtingen die de hypnotiseur stelt. De suggesties van de hypnotiseur worden meer geaccepteerd omdat de cliënt in een sociaal rol conformerend kader (de hypnosesessie) functioneert (Spanos, 1986; Lynn et al., 1990).

3. Dissociatietheorie

De dissociatietheorie, oorspronkelijk voorgesteld door Pierre Janet, suggereert dat hypnose een vorm van dissociatie bevordert waarbij bewuste en onbewuste streams van gedachten gescheiden kunnen worden. Dit maakt het mogelijk voor het onbewuste om de controle over te nemen, wat kan leiden tot een intensere focus en diepgaande veranderingen in percepties, emoties en gedrag (Hilgard, 1977; Spiegel, 2013).

4. Neodissociatietheorie van Hilgard

Ernest Hilgard’s neodissociatietheorie breidt uit op het basisidee van dissociatie door te stellen dat de geest meerdere controlecentra heeft die tijdens hypnose kunnen worden gescheiden. Volgens deze theorie kunnen sommige aspecten van het bewustzijn toegankelijk blijven voor suggesties terwijl andere aspecten gescheiden blijven en functioneren op een meer autonome manier (Hilgard, 1991).

5. Theorie van cognitieve flexibiliteit

Deze recentere theorie suggereert dat hypnose de cognitieve flexibiliteit verhoogt, waardoor een persoon in staat is verschillende aspecten van de realiteit anders te interpreteren. Hypnose zou het mogelijk maken voor mensen om anders te denken over hun situatie, zich nieuwe oplossingen voor te stellen, en hun perceptie van pijn, angsten en andere symptomen te wijzigen (Jensen et al., 2015; Oakley & Halligan, 2013).

De rol van het onderbewustzijn

Het onderbewustzijn speelt een centrale rol in de hypnotherapie. Het wordt gezien als de opslagplaats van herinneringen, emoties en onbewuste gedragspatronen. Door het onderbewustzijn aan te spreken, kunnen therapeuten helpen om diepgewortelde issues en gedragspatronen te veranderen, gebruikmakend van de natuurlijke suggestibiliteit tijdens hypnose om positieve, therapeutische veranderingen te bewerkstelligen (Kihlstrom, 1987; Spiegel, 2013).

Deze theorieën bieden een kader voor het begrijpen van de complexe psychologische mechanismen achter hypnose en hoe deze kunnen worden toegepast om gedrag en mentale staten te beïnvloeden, waardoor effectieve therapieën voor een breed scala van aandoeningen mogelijk worden.

Referenties

  • Hilgard, E. R. (1977). Divided consciousness: Multiple controls in human thought and action. New York: Wiley.
  • Hilgard, E. R. (1991). A neodissociation interpretation of pain reduction in hypnosis. Psychological Review, 98(3), 285-305. https://doi.org/10.1037/0033-295X.98.3.285
  • Jensen, M. P., Adachi, T., Tomé-Pires, C., Lee, J., Osman, Z. J., & Miró, J. (2015). Mechanisms of hypnosis: Toward the development of a biopsychosocial model. International Journal of Clinical and Experimental Hypnosis, 63(1), 34-75. https://doi.org/10.1080/00207144.2014.961875
  • Kihlstrom, J. F. (1987). The cognitive unconscious. Science, 237(4821), 1445-1452. https://doi.org/10.1126/science.3629249
  • Lynn, S. J., Rhue, J. W., & Weekes, J. R. (1990). Hypnotic involuntariness: A social cognitive analysis. Psychological Review, 97(2), 169-184. https://doi.org/10.1037/0033-295X.97.2.169
  • Oakley, D. A., & Halligan, P. W. (2013). Hypnotic suggestion and cognitive neuroscience. Trends in Cognitive Sciences, 17(5), 271-281. https://doi.org/10.1016/j.tics.2013.04.001
  • Rainville, P., Hofbauer, R. K., Bushnell, M. C., Duncan, G. H., & Price, D. D. (1999). Hypnosis modulates activity in brain structures involved in the regulation of consciousness. Journal of Cognitive Neuroscience, 11(1), 110-125. https://doi.org/10.1162/089892999563175
  • Spanos, N. P. (1986). Hypnotic behavior: A social-psychological interpretation of amnesia, analgesia, and “trance logic.” Behavioral and Brain Sciences, 9(3), 449-467. https://doi.org/10.1017/S0140525X00046535
  • Spiegel, D. (2013). Tranceformations: Hypnosis in brain and body. Depression and Anxiety, 30(4), 342-352. https://doi.org/10.1002/da.22046
  • Spiegel, D., Bierre, P., & Rootenberg, J. (2018). Hypnosis in the treatment of trauma: A promising, but neglected tool. The International Journal of Clinical and Experimental Hypnosis, 66(3), 302-322. https://doi.org/10.1080/00207144.2018.1484333

No responses yet

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *