Ericksoniaanse hypnose, gericht op het onbewuste met indirecte suggesties en metaforen, wordt als effectiever beschouwd dan directe hypnose. Deze aanpak omzeilt bewuste weerstand en past zich aan aan de unieke behoeften van elke cliënt, waardoor het een natuurlijke en diepgaande transformatie bevordert.
Sigmund Freud, pionier van de psychoanalyse, begon als neuroloog en ontwikkelde interesse in hypnose door Jean-Martin Charcot. Hij gebruikte het om neurotische symptomen te behandelen via toegang tot onderdrukte herinneringen. Ondanks de beperkingen van hypnose, zoals inconsistentie, leidde zijn werk tot de vrije associatie methode en legde het een basis voor hypnotherapie. Zijn inzichten in het onbewuste waren baanbrekend voor de psychologie.
Freud's theorieën over het onbewuste hebben de psychologie en filosofie diepgaand beïnvloed. Ab Dijksterhuis en John Bargh borduren voort op deze ideeën in "Het slimme onbewuste" en "Het verborgen brein", waarin ze de impact van het onbewuste op ons dagelijks leven belichten. Hun werk toont hoe onbewuste processen ons gedrag sterk sturen, van persoonlijke keuzes tot bredere sociale structuren, en benadrukt de behoefte aan dieper inzicht in deze ongeziene krachten.