James Braid was een Schotse geneesheer en chirurg die een essentiële rol speelde in de ontwikkeling van moderne hypnotherapie. Geboren in 1795 in Fife, Schotland, wordt hij vaak gezien als de vader van de moderne hypnose.

Braid’s belangstelling voor hypnose ontstond begin jaren 1840 na het bijwonen van een demonstratie door de reizende magnetiseur Charles Lafontaine. Aanvankelijk sceptisch, begon Braid na zorgvuldige observatie en experimenten de mogelijkheden te zien van wat hij aanvankelijk ‘neuro-hypnotisme’ noemde, later ingekort tot ‘hypnose’, als een psychologisch fenomeen, niet veroorzaakt door magnetisme.

In tegenstelling tot Mesmer, die een magnetisch fluïdum aanhaalde als geneesmiddel voor fysieke kwalen, zag Braid hypnose als een staat van geconcentreerde aandacht die tijdelijk de controle over fysiologische functies kon verhogen. Hij ontwikkelde de techniek van oogfixatie op een object om deze staat op te wekken, leidend tot ‘mono-ideïsme’ — de geest fixeren op één enkel idee.

Braid legde met zijn werk de wetenschappelijke basis voor het gebruik van hypnose in de geneeskunde. Hij publiceerde meerdere belangrijke werken, waaronder ‘Neurypnology’ in 1843, waarin hij zijn theorieën en methoden beschreef. Hij geloofde sterk in het gebruik van hypnose voor pijnverlichting, bijzonder nuttig voor chirurgische procedures, wat destijds baanbrekend was.

De bijdragen van James Braid aan medische hypnose worden nog steeds erkend en zijn technieken blijven de basis vormen voor veel hedendaagse hypnotherapeutische methoden. Hij was een voorloper die hypnose hielp vestigen als een legitiem en waardevol instrument in de medische wereld.

Reacties zijn uitgeschakeld