Hypnose, een staat van verhoogde ontvankelijkheid voor suggestie, gepaard met diepe ontspanning en gefocuste aandacht, heeft unieke effecten op de hersenen. De neurologische basis van hypnose is een fascinerend en complex onderwerp dat voortdurend evolueert naarmate de neurowetenschap vordert. Hier zijn enkele belangrijke bevindingen die ons begrip van wat er neurologisch gebeurt tijdens hypnose helpen vormgeven:
Veranderingen in hersenactiviteit
Wetenschappelijk onderzoek, vaak gebruikmakend van fMRI (functionele Magnetische Resonantie Imaging) of EEG (Electroencefalografie), heeft aangetoond dat hypnose specifieke veranderingen in de hersenactiviteit teweegbrengt. Deze veranderingen omvatten een toegenomen activiteit in delen van de hersenen die betrokken zijn bij aandacht en een verminderde verbinding met de gebieden die verantwoordelijk zijn voor zelfbewustzijn en kritisch denken. Dit resulteert in een staat waarin een persoon meer openstaat voor suggesties en minder kritisch is over wat er gebeurt (Jensen et al., 2015; Rainville et al., 1999).
Hersengebieden betrokken bij hypnose
Verschillende sleutelgebieden van de hersenen zijn geïdentificeerd als bijzonder actief tijdens hypnose, waaronder:
- De voorste cingulate cortex, die betrokken is bij de verwerking van pijn en emoties.
- De dorsale anterior cingulate cortex, een deel van het brein dat een rol speelt in de focus en aandacht.
- De prefrontale cortex, die betrokken is bij plannen en kritisch denken.
- De thalamus, die de sensorische en motorische signalen regelt (Spiegel, 2013; Oakley & Halligan, 2013).
Verminderde activiteit in de default mode network (DMN)
De DMN, die actief is wanneer het brein in een toestand van rust is, zoals tijdens dagdromen of mijmeren, vertoont verminderde activiteit tijdens hypnose. Dit suggereert dat een persoon onder hypnose minder bezig is met zelfreflectie en interne gedachten, wat helpt bij het focussen op externe suggesties (Jiang et al., 2017).
Invloed op het limbische systeem
Hypnose heeft ook invloed op het limbische systeem, het deel van de hersenen dat verantwoordelijk is voor emoties en het geheugen. Dit verklaart waarom hypnotherapie effectief kan zijn bij het verwerken van emotionele trauma’s of het veranderen van negatieve gedragspatronen (Rainville et al., 1999).
Neuroplasticiteit
Recent onderzoek suggereert dat hypnose kan bijdragen aan neuroplasticiteit, wat betekent dat de hersenen zich aanpassen en nieuwe verbindingen vormen. Dit kan waardevol zijn voor het herstel van bepaalde cognitieve functies of het verbeteren van mentale gezondheid (Oakley & Halligan, 2013; Jensen et al., 2015).
Door deze neurologische basis te begrijpen, kunnen onderzoekers en clinici beter inspelen op hoe hypnose kan worden gebruikt voor therapeutische doeleinden, zoals pijnbeheersing, het behandelen van angststoornissen, verslavingen en posttraumatische stressstoornis (PTSS). De neurowetenschappelijke benadering van hypnose helpt ook om deze praktijk verder te legitimeren als een waardevolle en effectieve therapeutische tool.
Referenties
- Jensen, M. P., Adachi, T., Tomé-Pires, C., Lee, J., Osman, Z. J., & Miró, J. (2015). Mechanisms of hypnosis: Toward the development of a biopsychosocial model. International Journal of Clinical and Experimental Hypnosis, 63(1), 34-75. https://doi.org/10.1080/00207144.2014.961875
- Jiang, H., White, M. P., Greicius, M. D., Waelde, L. C., & Spiegel, D. (2017). Brain activity and functional connectivity associated with hypnosis. Cerebral Cortex, 27(8), 4083-4093. https://doi.org/10.1093/cercor/bhx254
- Oakley, D. A., & Halligan, P. W. (2013). Hypnotic suggestion and cognitive neuroscience. Trends in Cognitive Sciences, 17(5), 271-281. https://doi.org/10.1016/j.tics.2013.04.001
- Rainville, P., Hofbauer, R. K., Bushnell, M. C., Duncan, G. H., & Price, D. D. (1999). Hypnosis modulates activity in brain structures involved in the regulation of consciousness. Journal of Cognitive Neuroscience, 11(1), 110-125. https://doi.org/10.1162/089892999563175
- Spiegel, D. (2013). Tranceformations: Hypnosis in brain and body. Depression and Anxiety, 30(4), 342-352. https://doi.org/10.1002/da.22046
No responses yet