Het prinsesje

Er was eens een klein prinsesje dat van hele mooie dingen hield. Ze was echt gek op mooie dingen. De bedienden om haar heen waren elke dag druk in de weer om het prinsesje tevreden te stellen. De bedienden maakte de mooiste kleden en tapijten voor het prinsesje. En konden ze het niet zelf maken, dan kenden ze wel iemand die het kon maken voor veel geld. Het prinsesje was gelukkig. Ze had alles en had ze het niet dan werd het wel voor haar gemaakt voor veel geld.

Om een kwade dag voelde ze zich niet meer zo gelukkig. Als ze zich niet zo gelukkig voelde, ging het prinsesje vaak wandelen. Haar hoofd raakte dan leeg. Ze kon in de natuur ook beter nadenken. Op deze kwade dag liep ze wat depressief door het stadspark. De tuinmannen hadden goed hun best gedaan. Ze hadden mooie grindpaden aangelegd waar je heerlijk over kon lopen. Langs de paden hadden de tuinmannen ook de mooiste perkjes aangelegd met de allermooiste bloemen. Het prinsesje genoot van alle kleuren en alle prachtige geuren. Bij enkele perkjes bleef ze staan. Daar zag ze prachtige mooie rozen staan. Het prinsesje vond ze zo mooi dat ze de tuinmannen had gevraagd om er een boeketje van te maken. De mannen snapten er niks van. Die rozen hadden ze niet gepland. Die waren spontaan daar gaan groeien. Ze hadden ze graag weg gehaald, maar hadden er geen tijd voor gehad. Ze waren blij dat ze die rozen voor het prinsesje konden plukken. Dan waren ze ervan af.

Het prinsesje genoot van de mooie rozen op haar kamer. Ze geurden ook heel anders als de geplante rozen van de tuinmannen. Het prinsesje vond ze te gek en genoot met volle teugen. Maar na een paar dagen werden de rozen dof en begonnen de blaadjes te vallen. Er bleef na een paar dagen alleen nog maar wat stengeltjes over. De tuinmannen vonden het normaal, maar het prinsesje was diepbedroefd. Ze was ontroostbaar.

Om haar verdriet te verwerken, ging het prinsesje weer in het stadsparkje wandelen. Ze zag weer de mooiste bloemen en rook weer de lekkerste bloemengeuren. Maar toch werd ze niet vrolijk. Ze hoorde ook de gezangen van de zangvogels. Ze vond ze prachtig. De ornithologen van het hof hadden goed hun best gedaan. Ze hadden van heinde en verre vogels laten komen en die in hun parkje laten nestelen. De vogelkenners waren trots op wat ze hadden bereikt. Het prinsesje vond de geluiden van de vogels erg mooi en kon er ook van genieten, maar één geluid van een vogel vond ze wel heel erg mooi. De ornithologen van het park moesten al die vogels vangen en in een kooitje doen.

Het prinsesje genoot van de simpele vogeltjes. Ze waren niet mooi om te zien, maar konden heel mooi zingen. Het prinsesje praatte graag tegen ze en het leek soms net alsof de vogeltjes het prinsesje begreep. Ze had veel schik met de beestjes. Ze gaf hen veel liefde en aandacht. Maar elke dag ging er wel een vogeltje dood. Wat het prinsesje ook deed, de vogeltjes gingen dood. Het prinsesje werd er heel erg verdrietig van. Het laatste vogeltje heeft ze toen maar vrijgelaten. Het vogeltje keek haar dankbaar aan toen hij wegvloog.

Dagen gingen voorbij en het prinsesje was ontroostbaar. Ze had niks meer. De spullen die ze ooit had vond ze niks meer. De bloemen in het park vond ze niks meer. De tuinmannen deden nog zo hun best om de mooiste bloemen van de hele wereld in het stadsparkje te planten, maar het deed het prinsesje niks. Ze bleef ontroostbaar.

Op een mooie zomeravond, toen de zon aan het zakken was. Stond het prinsesje dieptreurig in haar raam te kniezen. Het leven was niks en ze dacht eraan om een paar stappen naar voren te doen. Terwijl de laatste zonnestralen over haar gezicht schenen, kwam er een klein grijs vogeltje aanvliegen. Het ging op haar schouders zitten en zong zijn mooiste lied. Toen begreep het prinsesje het. Ze voelde de liefde van het vogeltje en voelde zich volmaakt gelukkig.

Elke avond als het prinsesje zich weer eens verdrietig voelt, komt het grijze vogeltje op haar schouder zitten en zingt zijn mooiste lied. En het prinsesje geniet…met volle teugen…